Toelating van de Unie

De Biocidenverordening (BPR) maakt het mogelijk om bepaalde biociden toe te laten op het niveau van de Unie. Dit stelt bedrijven in staat om hun biociden in de hele Unie in de handel te brengen zonder dat daarvoor een specifieke nationale toelating nodig is.

Toelating van de Unie brengt dezelfde rechten en plichten in alle lidstaten met zich mee als die door nationale toelatingen worden gegeven.

Toelating van de Unie kan worden afgegeven aan biociden met soortgelijke gebruiksomstandigheden in de Unie, met uitzondering van biociden die werkzame stoffen bevatten die aan de uitsluitingscriteria voldoen en die tot de productsoorten 14, 15, 17, 20 en 21 behoren. De termijn voor het starten van de toelatingsprocedure is afhankelijk van het feit of het product nieuwe of bestaande werkzame stoffen bevat.

Nieuwe werkzame stoffen

Een product dat nieuwe werkzame stoffen bevat, ook in combinatie met bestaande werkzame stoffen, komt in aanmerking voor toelating van de Unie vanaf 1 september 2013.

Bestaande werkzame stoffen

Voor biociden die uitsluitend bestaande werkzame stoffen bevatten wordt toelating van de Unie afhankelijk van de productsoort afgegeven in drie stadia:

  1. Vanaf 1 september 2013 voor de productsoorten 1, 3, 4, 5, 18 en 19
  2. Vanaf 1 januari 2017 voor de productsoorten 2, 6 en 13
  3. Vanaf 1 januari 2020 voor de overige productsoorten 7, 8, 9, 10, 11, 12, 16 en 22.

De lijst van biociden met toelating van de Unie wordt gepubliceerd op de website van ECHA.